Sabbat vieren
Uit het boekje 'De dag die God schiep' van Reinder Bruinsma
"Sabbatvierders zijn mensen die zondag houden op zaterdag." Zo wordt door velen aangekeken tegen die wat vreemde, eigenwijze mensen die op zaterdag naar de kerk gaan en niet, net als anderen in hun straat op zatermorgen hun auto wassen om daarna met vrouw en kinderen de stad in te gaan om boodschappen te doen. Sabbat vieren is echter bepaald niet hetzelfde als zondag houden op zaterdag. Er is een hemelsbreed verschil tussen echt sabbat vieren en de manier waarop de gemiddelde burger de zondag doorbrengt.
Natuurlijk kan men de zondag op heel veel verschillende manieren beleven. Voor sommigen is het een dag van lekker uitslapen, wat hapjes halen in de snackbar op de hoek of naar tv of video kijken. Voor anderen is het een dag die helemaal in het teken staat van sport of hobby. Voor heel veel mensen is de zondag niet denkbaar zonder naar de kerk te gaan, hetzij één keer of zelfs twee keer. Vaak is de zondag de dag waarop - of men het nu leuk vindt of niet - ouders en schoonouders moeten worden bezocht. Er zijn er voor wie de zondag nauwelijks valt door te komen. Hoewel er mensen zijn die de zondag als de mooiste dag van de week beschouwen, zijn er ook velen die de zondag als een dag van eindeloze verveling ervaren. Ongetwijfeld zijn er heel velen die van de zondag een zinvolle dag proberen te maken (en daarin ook slagen). Maar de bedoeling van de hierna volgende bladzijden is uit te leggen dat de sabbat niet met de zondag te vergelijken valt. De sabbat is geen "zondag op zaterdag". De sabbat is iets unieks dat zich nergens mee laat vergelijken.
Vrije tijd?
Wie de sabbat probeert te definiëren zal waarschijnlijk allereerst opperen dat het om een rustdag gaat. Inderdaad wordt in de Bijbel het woord "rusten" gebruikt in verband met de sabbat. God zelf "rustte" op de eerste sabbat (Genesis 2:2,3). Dat geeft al direct aan dat dit rusten op sabbat niet in de eerste plaats te maken heeft met lichamelijke vermoeidheid. Van God kan immers niet gezegd worden dat Hij na zes dagen van scheppen een dag nodig had om eens uit te blazen. De pas geschapen mens had nog niets gedaan toen de eerste sabbat aanbrak; hij was enkele uren daarvoor geschapen.
Het "rusten" was dus ook voor de mensen niet in eerste instantie een kwestie van herstellen van fysieke inspanning. Natuurlijk heeft de mens, zeker na de zondeval, toen het dagelijkse werk zoveel onplezierige neveneffecten kreeg (Genesis 3:17-19), steeds weer een adempauze nodig. Een wekelijkse rustdag is in dat opzicht een weldaad. Maar of eens per zeven dagen een dag vrij-af krijgen nu beter is dan eens in de zes of eens in de acht dagen, is moeilijk vast te stellen. Het aspect van "een dagje uitrusten" is zeker in de sabbat aanwezig, maar het maakt er niet het wezen van uit.
De sabbat is niet in de eerste plaats te omschrijven in termen van "uitrusten" en "vrije tijd". Over het begrip "vrije tijd" valt heel wat te filosoferen. Vrije tijd is voor sommigen een zegen, maar voor talloze anderen eerder een vloek. Naarmate de werkweek voor de meerderheid van de werkende bevolking steeds korter is geworden, is de hoeveelheid tijd die men "vrij" kan invullen groter geworden. En toch hoor je overal geklaag, dat men tijd tekort komt. Er zijn inderdaad zoveel dingen die nagekomen moeten worden - verplichtingen van allerlei aard die men op zich heeft genomen of waar men doodgewoon niet onderuit kan - dat het grootste deel van iemands vrije tijd uiterst onvrij kan zijn. Maar dat terzijde. De sabbat is in ieder geval geen vrije tijd in de alledaagse betekenis van het woord. De sabbat is eerder - om een uitdrukking van dr. Okke Jager te gebruiken - bevrijde tijd.
Voordat we verdergaan moeten we eerst een hardnekkig misverstand uit de weg ruimen. Het is niet zo dat God een zevende deel van ons afpakt. God zegt niet: "Zes dagen heb je voor jezelf, maar die zevende dag daar leg Ik beslag op. Die ben je kwijt." God neemt niet, Hij geeft! De sabbat is Gods geschenk aan de mens. Als de mens de sabbat gaat vieren, raakt hij niet een stuk van zijn tijd kwijt. Nee, hij krijgt een dag die een unieke ervaring betekent en die aan alle overige dagen een geheel andere dimensie geeft.
Een moment in de tijd
Geen schrijver heeft in onze tijd op indringender wijze over de sabbat geschreven dan de joodse denker Abraham Herschel. Hij maakt duidelijk dat God, toen Hij Zich aan de mens wilde openbaren, niet in de eerste plaats een heilige ruimte uitkoos, maar een heilige tijd. De Amerikaanse ethicus-theoloog Jack Provonsha was onmiskenbaar door Herschel geïnspireerd, toen hij in zijn boek "God is with us" tot het wezen van de sabbat probeerde door te dringen. Hij schrijft daarin o.a.: "Stel je voor dat het Genesisverhaal als volgt luidde: Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heir... En God nam een grote, zwarte steen. En God zegende die zwarte steen en heiligde hem als een gedenkteken van al het werk dat God scheppende tot stand had gebracht." Het is volgens Provonsha niet moeilijk te bedenken wat er gebeurd zou zijn. Men zou een kostbaar en indrukwekkend heiligdom om die zwarte steen hebben gebouwd. Of, als de steen hanteerbaar zou zijn geweest, dan zou men hem in processie hebben rondgedragen. Misschien zou men de steen op een gegeven moment verbrokkeld hebben in duizenden kleine fragmentjes en zou men grote bedragen hebben neergeteld om in het bezit van zo'n klein stukje te komen. Hoe het ook zij: men zou na verloop van tijd de steen zijn gaan vereren in plaats van degene die de steen als gedenkteken oprichtte. God nam echter geen grote zwarte steen om daarvan een gedenkteken te maken. Hij nam een stuk tijd, een dag. Hij bouwde een monument, niet in de ruimte, maar in de tijd!
Een symbool
Hoe kunnen we dat wat begrijpelijker maken en enigszins benaderen wat het geheim van de sabbat is? We moeten dan allereerst vaststellen dat de sabbat een symbool is. En wat is dan wel precies een symbool? Een symbool formuleert het onformuleerbare en geeft gestalte aan ervaringen die te groot en te machtig zijn om in theorieën te worden gevangen.
Symbolen hebben vaak een enorme zeggingskracht. Het moderne bedrijfsleven begrijpt dat maar al te goed. Het is bereid om honderdduizenden guldens neer te tellen om een passend symbool - logo of beeldmerk met een daarbij behorende huisstijl - te ontwikkelen. Het is vervolgens bereid om immense bedragen aan reclame uit te geven om zo'n beeldmerk bekendheid te geven. Shell zal er niet aan denken zijn gele schelp zomaar te vervangen en Philips zal zijn beeldmerk, dat qua vormgeving bepaald niet met zijn tijd is meegegaan, niet gauw veranderen. Wie het Philipsschildje, waar dan ook ter wereld, ziet, associeert het gelijk met een gigantische organisatie die lampen, televisie, radio's, wasmachines en duizend en één andere dingen levert die het leven zozeer veraangenamen. Als bedrijven er al toe overgaan om hun beeldmerk een face-lift te geven, dan doen zij dat heel geleidelijk en zorgen zij dat dit met een maximum aan publiciteit gepaard gaat. De managers van onze tijd weten dat een symbool zonder woorden een heel duidelijke boodschap kan overbrengen.
De mens kan niet zonder symbolen. We worden er overal waar we ons bevinden mee omringd. Een trouwring of een verlovingsring is meer dan een stukje goud dat een paar honderd gulden heeft gekost. Wie zo'n ring aan zijn vinger draagt, ondergaat elke keer als hij (of zij) er bewust naar kijkt een bepaalde ervaring, die te maken heeft met liefde, trouw, met bij-iemand-anders-horen. Als we tijdens onze vakantie een ansichtkaart naar een vriend of familielid sturen, dan is dat meer dan een simpele mededeling als: Kijk eens hoe hoog deze berg of hoe breed deze rivier is. Het is een subtiele manier om te zeggen: Ook al ben ik ver bij je vandaan, ik denk aan je. Ik wil je laten delen in mijn vakantie-ervaring. Mensen bewaren ansichtkaarten soms lange tijd, niet in de eerste plaats vanwege de kleurrijke plaatjes, maar omdat zij het gebaar dat uit het versturen van zo'n kaart spreekt, op prijs stellen. En is het krijgen van een ruiker rozen voor veel vrouwen niet een belevenis waar ze een leven lang met vertedering aan kunnen terugdenken? Waarom? Niet om de bloemen op zich, die na een week in de vuilnisbak belandden, maar omdat die bos rozen een symboolfunctie had: iemand zei iets met bloemen wat op geen andere wijze zo doeltreffend gezegd kon worden.
Op godsdienstig vlak is het symbool nog onontbeerlijker. Wie over God en over de dingen van zijn rijk wil spreken, moet wel symbolen gebruiken. Toen Jezus op aarde was, wist Hij dat ook maar al te goed. Niet voor niets vermeldt het evangelie dat Hij "zonder beelden" niets tot zijn toehoorders zij (Matteüs 13:34).
Als we God de Vader van Jezus Christus noemen, dan is dat op de keeper beschouwd een heel eigenaardig taalgebruik. Een vader is de verwekker van zijn zoon. Hij is per definitie ouder. Maar het is een van de basiswaarheden van het christelijk geloof, dat zowel God "de Vader" als God "de Zoon" van alle eeuwigheden hebben bestaan. Het zou een ketterij zijn te beweren dat de "Zoon" verwekt werd door "de Vader" en dat er een moment was waarop "de Vader" wèl bestond, maar "de Zoon" nog niet. Waarom gebruiken we dan, als we over God spreken, toch de begrippen "Vader" en "Zoon" terwijl we niet datgene bedoelen dat gewoonlijk in die woorden wordt opgesloten?
We gebruiken de woorden "Vader" en "Zoon" als symbolen. We willen ermee aangeven, dat er een verband bestaat tussen de twee "Personen" (ook weer zo'n symbool) van de Godheid die zo hecht is, dat we er woorden voor willen reserveren die in onze taal de meest onverwoestbare band aangeven die men zich denken kan. Als we die woorden schoorvoetend met betrekking tot God gebruiken, dan belijden we daarmee dat we geen betere woorden hebben om het goddelijke geheim te duiden, maar dat de vader-zoon relatie (maar dan op een oneindig verheven plan) iets over de Godheid zegt. Wat het precies is, dat we daarmee zeggen, blijft voor een groot gedeelte non-verbaal: het is een eerbiedig aanraken van Iets dat buiten deze wereld is, maar er toch in wil doordringen. Dat kan alleen maar met behulp van een symbool.
Heel onze godsdienstige ervaring wordt gedragen door symbolen. Waarom sluiten we onze ogen en vouwen we onze handen (in onze cultuur) als we willen bidden? Wat is bidden anders dan een symbolisch gebaar dat heel ons wezen raakt? We bidden niet om God van al onze wensen en problemen op de hoogte te brengen. God verzamelt zijn inlichten niet op die manier. Ons bidden is een teken - een symbool - van ons afhankelijk willen zijn van de algoede en alwetende God op Wie wij ons vertrouwen stellen. Het is meer dan een gesprek. Waaruit dat meer bestaat is niet precies in woorden uit te leggen, maar wie echt heeft leren bidden weet hoe veelzeggend de gebedservaring is.
Wat is het kruis? Is het niet het christelijke symbool bij uitstek dat op onvervangbare en vooral onuitsprekelijke wijze een boodschap overbrengt van onpeilbare liefde en goddelijk erbarmen? Roept het zien van het kruisteken in ons niet dikwijls een veel diepere respons op dan het aanhoren van duizend preken?
Ook de sacramenten tonen ons de zeggingskracht van symbolen. Doop en avondmaal zijn handelingen die bij de toevallige toeschouwers vaak alleen maar verwondering wekken, maar die voor degene die ze ondergaat of eraan deelneemt zó veelbetekend zijn, dat woorden tekort schieten. Het is juist vanwege het feit dat woorden niet voldoende uitdrukken dat symbolen nodig zijn.
Ook de sabbat is een symbool
God bedoelt met de sabbat iets te zeggen dat niet in woorden valt te vatten. Hij wil ons een ervaring geven die op geen andere wijze ons deel kan worden. Hij is de mens niet in de ruimte, maar in de tijd tegemoet getreden. Hij wil beschikbaar zijn voor de mens. De sabbat geeft op onovertroffen wijze aan: God heeft tijd voor ons. Daar begint echte waardering voor de sabbat: niet het idee dat wij tijd voor God moeten maken, maar het feit dat God tijd voor ons heeft gemaakt, is de essentie van de sabbat.
Het is bekend dat menselijke zintuigen niet toereikend zijn om alle verschijnselen die zich in de natuur voordoen te registreren. Het menselijke oog kan niet alle soorten licht zien en het menselijke oor kan alleen de trillingen van een bepaalde lengte opvangen. Er zijn dikwijls ingewikkelde instrumenten nodig om datgene te kunnen vastleggen waartoe zintuigen niet in staat zijn. Ook als het om onstoffelijke dingen gaat, moeten we vaststellen dat er allerlei verschijnselen zijn die buiten onze directe ervaringsmogelijkheden liggen. Bepaalde dingen kunnen wij niet ervaren als we daartoe niet speciaal van Godswege worden toegerust. Een van de belangrijkste "hulpstukken" om de mens buiten zijn alledaagse ervaringswereld te laten treden is de sabbat.
God zegende de sabbat. Door deze zegen heeft de sabbat een geestelijke lading gekregen die er een oneindige hulpbron van maakt om de diepten van de goddelijke geheimen beter te kunnen peilen. Het is deze zegen - die specifiek aan de zevende dag en niet aan enige andere dag werd gehecht - die de sabbat zo uniek en onvervangbaar maakt. Niemand zal ooit begrijpen wat de sabbat te bieden heeft, tenzij hij zich eerst helemaal aan dit symbool van Gods-beschikbaar-zijn overgeeft.
Het leven is meer dan werken
Wat valt er tegen deze achtergrond nog meer van de sabbat te zeggen? Of anders gezegd: Op welke manieren wordt die zegen die God aan de sabbat heeft gehecht zichtbaar? Wat nu volgt is bepaald niet uitputtend. Hoe zou dat ook het geval kunnen zijn? Gods zegen gaat per definitie ons bevattingsvermogen te boven. Hij verrast ons steeds weer met gaven waarvan we het bestaan niet eens vermoedden. De volgende bladzijden zijn niet meer dan een globale verkenning van een aantal aspecten van die goddelijke zegen, zoals die door veel sabbatvierders wordt ervaren. Maar als het goed is, worden in het leven van elke overtuigde sabbatvierder steeds weer levende bladzijden aan dit hoofdstuk toegevoegd.
Een van de onbetwiste zegeningen van de sabbat is dat sabbat vieren ons helpt het belang van werk- en vooral van onze eigen inspanningen - te relativeren. Werken is voor de meeste mensen erg belangrijk. Voor veel jongeren betekent hun eerste baan het begin van zelfstandig-zijn: niet meer voor alles van hun ouders afhankelijk zijn en zelf geld hebben om allerlei dingen te kunnen kopen. Voor veel volwassenen valt hun bestaan grotendeels samen met hun werk. Werken heeft soms de vorm van de dagelijks terugkerende monotonie van de lopende band of het schijnbaar nutteloos schoonhouden van gebouwen die toch elke dag weer opnieuw vuil worden.
Vaak is er sprake van een haat-liefde-relatie: Er zijn een heleboel aspecten van het dagelijks werk waaraan men een hekel heeft, maar men zou toch geen raad weten als dat werk plotseling weg zou vallen. Er zijn ook geluksvogels die van hun hobby hun werk hebben weten te maken. Ze gaan er helemaal in op. In hun vrije tijd zijn ze voortdurend bezig met cursussen om hun werk nog beter te kunnen doen. Als ze bij vrienden of familie op bezoek zijn kunnen ze over niets anders praten.
"Zes dagen zult ge arbeiden en al uw werk doen", zo begint het sabbatsgebod. Dikwijls heeft men uit deze woorden geconcludeerd dat het vierde gebod eigenlijk een dubbel-gebod is: Men moet niet alleen de sabbat vieren, maar men heeft ook de goddelijke opdracht zes dagen te werken. Een zevendaagse werkweek is in strijd met het gebod, maar een vierdaagse of vijfdaagse werkweek net zo goed. Die gevolgtrekking is niet houdbaar. Het gaat in het sabbatsgebod om het heiligen van de zevende dag. Die dag moet anders zijn dan alle overige dagen. In de oude wereld was het vanzelfsprekend dat arbeid in principe alle overige dagen in beslag zou nemen. Daar moet dan wel de kanttekening bij worden geplaatst dat godsdienstige feestdagen heel wat dagen in beslag namen en dat men ook bij andere feestelijkheden niet op een dagje meer of minder keek.
Tevergeefs zoeken we in de Bijbel profetische kritiek op deze gang van zaken. Het sabbatsgebod maakt duidelijk dat de mens ten hoogste zes dagen heeft voor zijn werk, voor zijn bezigheden in de ruimste zin van het woord. Dat is ook in onze tijd nog steeds het geval. In die zes dagen kunnen we onze 38-urige of 36-urige werkweek inpassen, onze deeltijdbanen, ons huishoudelijk werk, maar ook al die andere dingen die onze energie en aandacht vragen. We hebben alle vrijheid om die zes dagen in te richten zoals we dat willen. Alleen die zevende dag richt God voor ons in!
Het is ontegenzeggelijk waar, dat men in de westerse wereld arbeid een heel belangrijke plaats heeft gegeven. Werk betekent dat je iemand bent. Huisvrouw zijn is voor veel vrouwen maar een tweederangs bestaan. Een baan buitenshuis hebben (want dat wordt dan onder echt "werken" verstaan), geeft een stuk bevrijding. Pas dan tel je mee en kun je je mogelijkheden verwerkelijken. Werkloos zijn wordt als een schande ervaren. Je bent uitgerangeerd. Je bent van de maatschappij afhankelijk geworden, zonder dat je zelf nog een wezenlijke bijdrage kunt leveren. Niet zelden wordt werkeloosheid tot een letterlijke levensbedreigende obsessie.
Men heeft wel gezegd dat die enorme druk op de waarde van de arbeid vooral te danken (of te wijten?) is aan het protestantisme. De kerkhervormers zouden er op moeten worden aangekeken, omdat zij elke keer weer onderstreepten dat elke vorm van arbeid een goddelijke roeping is. En als je te maken hebt met een goddelijke roeping dan wordt het natuurlijk ernst. Dan is werken meer dan een middel om je dagelijkse brood te verdienen en in leven te blijven. Je bent dan "geroepen" om van je werk iets te maken om eruit te halen wat erin zit.
Het is echter niet helemaal terecht om de kerkhervormers er de schuld van te geven dat hard werken in onze westerse wereld zo'n aureool van deugdzaamheid heeft gekregen. Het zijn eerder de latere erfgenamen van de reformatie, zoals de Engelse puriteinen en de piëtisten in een aantal landen op het Europese vasteland, die het nageslacht hebben opgezadeld met de gedachte dat hard werken goed is, maar dat werken tot je er haast bij neervalt nog beter en God welgevalliger is. In deze visie was ieder uur dat niet nuttig werd besteed een verloren uur. Elke bezigheid moest een doel hebben. Zomaar jezelf vermaken was zondig. Het betekende een bewust verspillen van Godgegeven kansen.
De kijk op de zaak mag dan lange tijd (ook in christelijk Nederland) als "christelijk" hebben gegolden, maar hij was zeker niet bijbels. Naar bijbelse maatstaven is tijd niet alleen maar geld en is leven niet hetzelfde als alleen maar werken. Mens-zijn is in de optiek van de Bijbel niet alleen maar een kwestie van zwoegen en zweten. De luiaard krijgt in het boek Spreuken weliswaar allerlei minder vleiende opmerkingen naar het hoofd geslingerd, maar toch staat de ontspannen Maria bij Christus in een beter blaadje dan de altijd maar bezige Martha.
De middeleeuwse mens maakte langere werkdagen dan de arbeiders van nu, maar er waren zoveel feest- en heiligendagen dat het maar de vraag is of men over het gehele jaar gerekend meer werkte dan wij nu doen. De extreem lange werktijden uit het recentere verleden - voor mannen, vrouwen en helaas ook jonge kinderen - waren het verschrikkelijke gevolg van de industriële revolutie, die er merkwaardig genoeg de oorzaak van was, dat er steeds meer mankracht nodig was om de arbeidsbesparende machines aan de gang te houden. Gelukkig is aan de meeste van deze misstanden een eind gekomen. Kinderarbeid is uitgebannen. De werkweek is geleidelijk in de meeste landen van meer dan tachtig uur per week naar minder dan veertig uur teruggebracht. De beloning is in de meeste gevallen ook meer in overeenstemming met de geleverde prestatie.
Zoveel minder uren werken lijkt automatisch meer vrije tijd op te leveren. Maar dat blijkt lang niet altijd op te gaan. Voor grote groepen mensen is overigens die 38-urige werkweek of 36-urige werkweek die in CAO's overeen worden gekomen nog steeds een ongrijpbare droom. De kleine middenstander, de veehouder, de timmerman en de schilder die na zijn werk nog met zijn boekhouding moet beginnen, de huisvrouw en noem maar op: Zij kennen nog steeds werkweken van zestig of meer uur. Maar ook voor hen die wel korte werkdagen hebben, is de ideale toestand dikwijls nog niet bereikt.
Velen kijken met een zeker afgunst naar leraars en onderwijzers. Korte dagen en lange vakanties, dat is me het leventje wel! Maar de realiteit is dat de meeste leraars hun maximale dienstjaren niet halen. Een groot deel verdwijnt vroegtijdig van het toneel - in de ziektewet of in de VUT. Het werk blijkt dusdanig slopend te zijn geworden dat velen er letterlijk door in de kreukels geraken.
Ondanks kortere werktijden is het werk voor velen heel wat zwaarder dan vroeger. Je moet je voortdurend bewijzen. Er is bij tal van bedrijven sprake van een voortdurende concurrentieslag waarbij je aandacht geen moment kan verslappen. De tirannie van het vergaderen en de terreur van de telefoon blijft menig manager ook 's avonds en in het weekend achtervolgen. Heel wat vertegenwoordigers zijn 's zondags druk bezig met het uitzetten van hun route voor de komende week en met het beramen van plannen om toch vooral het vereiste aantal punten in de wacht te slepen om voor de in het vooruitzicht gestelde bonus in aanmerking te komen.
Ons werk is enerzijds in veel opzichten veel gemakkelijker geworden: de computer levert in een oogwenk alle gewenste informatie en de wordprocessor maakt het samenstellen van rapporten oneindig veel gemakkelijker. Maar tegelijkertijd wordt het al moordende tempo steeds verder opgedreven en is het hartinfarct het zwaard van Damocles dat steeds dreigender zweeft boven de hoofden van de door stress geteisterde kaderleden, staffunctionarisen en beoefenaars van vrije (?) beroepen.
Is het een wonder dat we er steeds meer behoefte aan hebben om er regelmatig een weekendje of weekje tussenuit te gaan en dat tweede en zelfs derde vakanties steeds populairder worden, zelfs in een tijd waarin het besteedbaar inkomen van de meeste gezinnen stagneert of daalt? Je moet je af en toe eens helemaal los kunnen maken van je werk, zeggen we dan. We ervaren dat als heilzaam en verademend.
De realiteit is dat we niet zo af en toe de kans moeten hebben om helemaal los te komen van ons werk, maar dat we dat regelmatig moeten doen. Door niets en door niemand moeten we ons die verkwikkende ervaring laten afnemen. Sabbat vieren is het optimale middel om dat te realiseren. Sabbat vieren wil zeggen: Elke week opnieuw het werk het werk laten. Ook al is niet alles gelukt en is het werk niet helemaal klaar, er toch afscheid van nemen.
Elke week weer opnieuw afstand van je werk nemen, vergt een bepaalde hoeveelheid wilskracht en zelfdiscipline. Maar het kan. Het moet. Ons werk kan nooit zó belangrijk zijn dat het nooit op de achtergrond zou mogen geraken. Als het verhaal van het manna in Exodus 16 ons iets vertelt, dan is het wel dat we na een week gewerkt te hebben ons mogen toevertrouwen aan Gods genadige zorg. We leren eruit, dat het in laatste instantie niet onze noeste arbeid is die ons op de been houdt, maar Gods nooit aflatende zorg. De sabbat is Gods recept om de arbeidsverslaving te doorbreken. Het is de doeltreffende therapie voor workaholics.
De sabbat staat tussen de dagen in. Het licht van de sabbat straalt zowel naar het verleden als naar de toekomst. Op sabbat mogen we weten dat het werk genoeg geweest is, zelfs als er een heleboel belangrijke dingen zijn blijven liggen. Als we ons best hebben gedaan om onze verantwoordelijkheden na te komen, behoeven we geen gevoelens van frustraties te hebben als er een stapel werk is blijven liggen. Er komt immers weer een week. Sabbat vieren wil dus ook zeggen: Je werk doseren in haalbare porties. Realistisch zijn ten aanzien van wat je redelijkerwijze kunt doen. Het mag niet een hijgend achter jezelf aanlopen zijn om dan uiteindelijk op sabbat een keer een gat in de dag te kunnen slapen.
Het is vanuit de telkens terugkerende sabbatsrust je werk steeds weer met frisse moed oppakken, met een nieuwe dosis energie, maar tegelijkertijd met een zekere afstandelijkheid, in het besef dat de echte zin van het leven niet in de eerste plaats in ons werk, maar veeleer in de sabbat te vinden is.
Gods schepselen
Een volgend aspect dat van belang is, als we proberen iets meer van de betekenis van de sabbat te begrijpen, is de nauwe samenhang tussen schepping en sabbat. De sabbat is de kroon op Gods schepping. Het sabbatsgebod verwijst er ook expliciet naar: "Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die" (Exodus 20:11). Sabbat vieren is dus ook: Steeds weer opnieuw stilstaan bij Gods scheppingswerk.
Het is belangrijk dat de mens de band met de natuur bewaart. Hij maakt er immers zelf deel vanuit. In onze technologische eeuw lopen we groot gevaar dat we de natuur alleen nog maar met een vaart van honderd of meer kilometer per uur aan ons voorbij zien snorren. Veel kinderen hebben nog nooit een koe aangeraakt, hebben nooit een nest met jonge konijnen gezien en nooit een dode parkiet in de tuin begraven. Als er een generatie opgroeit die elke band met de natuur kwijtraakt, leidt dat ertoe dat men in de toekomst in deze wereld nog meer ontworteld raakt.
Geen dag is meer geëigend om de natuur in te trekken dan de sabbat. Wie oog probeert te krijgen voor Gods schepping eert daarmee de Schepper. Christus, de Heer van de sabbat, is ook de Schepper (1 Kolossenzen 1:16). Genieten van de schepping en sabbat vieren liggen in elkaars verlengde. God wil Zich op de sabbat aan ons openbaren en de natuur is een van de kanalen waarlangs Hij zijn macht en liefde openbaart. Gods "eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld met het verstand doorzien" (Romeinen 1:20). David zei het zo: "De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen" (Psalm 19:2).
Bewust bezig zijn met de natuur heeft invloed op ons. Bewust bezig willen zijn met de natuur is een daad van sabbatviering die de zegen die God aan de sabbat verbonden heeft in zich draagt. Maar aandacht hebben voor Gods schepping is niet alleen maar met volle bewondering kijken naar de fonkelende sterrenhemel of rond zonsondergang langs de branding lopen. We begrijpen dus pas wat van Gods schepping als we doordrongen raken van ons eigen geschapen-zijn. De wekelijkse terugkerende boodschap van de sabbat is: Wij zijn geschapen. Wij stammen uit het paradijs. We zijn er niet zomaar toevallig. We zijn er omdat God ons heeft gewild. Of onze ouders ons echt wilden toen ze ons verwekten is niet zo belangrijk. Het is veel belangrijker te beseffen dat God ons heeft gewild.
Een besef van geschapen-zijn brengt ons ertoe God de plaats te geven die hem toekomt. Wie in God de Schepper gelooft, beseft dat niet de mens de maat van alle dingen is, maar dat God die maat bepaalt. In Hem "leven wij, bewegen wij ons en zijn wij" (Handelingen 17:28). Alleen vanuit het perspectief van de schepping zien wij de dingen om ons heen - en vooral onszelf - in de juiste proporties. Wij krijgen oog voor de oneindige afstand die er is tussen de Schepper en het door Hem geschapene, maar ervaren tegelijkertijd hoe die Schepper, die zijn schepselen op die eerste sabbat opzocht, steeds weer bij het aanbreken van elke nieuwe zevende dag op een bijzondere manier tijd voor de mens maakt.
Het besef van door-God-geschapen-zijn geeft de mens een houvast. Het is een veel gehoorde kreet dat mensen op zoek zijn naar hun identiteit. Geadopteerde kinderen willen na verloop van tijd bijna allemaal weten of hun natuurlijke ouders nog leven. Mensen die al jong in een ander land zijn terechtgekomen, koesteren vaak de wens om nog eens te kunnen terugkeren naar het land waar ze werden geboren, of in elk geval eens een kijkje te kunnen gaan nemen. Duizenden mensen besteden veel tijd en soms ook veel geld aan het uitzoeken van hun stamboom. En in bijna elk gezin zijn er een aantal vergeelde foto's die zorgvuldig bewaard worden. We willen weten waar onze wortels zijn. We willen ergens bijhoren. Elke sabbat worden we er weer aan herinnerd dat we Gods schepping zijn. De sabbat is een steeds terugkerende echo uit het paradijs: Daar zijn onze wortels. Als we op zoek zijn naar onze identiteit, brengt de sabbat ons het goede nieuws: We zijn Gods schepselen, niet meer, maar ook niet minder.
Weg met de onvrijheid
In hoofdstuk twee stonden we stil bij het feit dat de versie van Deuteronomium van de Tien Geboden niet naar de schepping verwijst, maar naar de bevrijding van Israël uit de Egyptische slavernij. Voor de Israëliet was deze verlossing een zo allesoverheersende gebeurtenis, dat elk afstemmen op God wel in het teken moest staan van een dankbaar terugblikken naar het grootse moment dat Gods hand een weg baande door de Schelfzee.
Ook voor de sabbatvierder van nu is het motief van bevrijding onlosmakelijk met de sabbat verbonden. Schepping en hèrschepping horen bij elkaar. Toen God alles geschapen had, constateerde Hij dat alles "zeer goed" was (Genesis 1:31). En vanaf de grondlegging der wereld was voorzien (Openbaring 13:8), dat alles weer "zeer goed" zou worden, ook als de mens de verkeerde keuze zou maken. Degene door wie "alle dingen zijn geschapen" en van wie gezegd kan worden, dat "alle dingen door Hem en tot Hem zijn geschapen (Kolossenzen 1:16,17), is ook de "eerstgeborene uit de doden" (vers 18). Hij heeft älle dingen weer met Zich verzoend" (vers 20). Jezus'manier van sabbat vieren stond in het teken van de bevrijding die Hij kwam brengen. Tijdens zijn eerste sabbatspreek legde Hij uit, dat Hij gekomen was om "gevangenen loslating te verkondigen" en om "verbrokenen in vrijheid heen te zenden" (Lucas 4:19). De vrouw die "satan achttien jaar gebonden had" werd op de sabbat van deze "band losgemaakt" (Lucas 13:16).
Het kan niet anders of het woord "verbond" moet in dit verband genoemd worden: "De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren als een altoosdurend verbond" (Exodus 31:16). Het "verbond" is een ander woord voor Gods onvermoeibare pogen om de mens aan Zich te binden. De sabbat is daar het teken van: Een eeuwige herinnering aan Gods scheppende en hèrscheppende kracht (Ezechiël 20:12,20).
Als het bevrijdingsaspect een wezenlijk onderdeel vormt van onze opvatting ten aanzien van de sabbat, zal dat van grote invloed zijn op de manier waarop we de sabbat doorbrengen. Voor velen is de rustdag (of het nu de sabbat of de zondag is) een last: alle leuke en aangename dingen zijn op die dag verboden. Wat overblijft is alleen maar saai en vervelend en doet je intens verlangen naar het einde van de rustdag, wanneer je weer "lekker je gang kunt gaan". Wie zich op de sabbat beknot voelt en er niet in slaagt te ontsnappen uit de ijzeren kooi van conventies - kortom wie zich belemmerd voelt in plaats van vrij - die heeft van echt sabbat vieren nog maar weinig begrepen. Wie de sabbat tot een onvrije dag maakt, overtreedt de sabbat in ergere mate als iemand die zich er helemaal niets van aantrekt!
Solidariteit
De sabbat heeft dus heel rechtstreeks te maken met onze relatie tot God, onze Schepper en Verlosser. We moeten op sabbat loskomen van ons eigen werk om Gods werk echt op prijs te kunnen stellen. We moeten onze eigen belangrijkheid leren relativeren om God aan zijn trekken te laten komen. We moeten ons terugtrekken uit de onrust van ons dagelijks bestaan om rust te kunnen vinden in God. Maar de sabbat heeft ook te maken met onze verhouding tot onze naaste.
Het sabbatsgebod riep de Israëlieten op niet alleen zelf te rusten, maar die rust ook te gunnen aan hun "dienstknecht" en "dienstmaagd" en zelfs aan de "vreemdeling" (Exodus 20:10). Zelfs de runderen, de ezels en het overige vee worden op de een of andere manier bij de sabbatsrust betrokken (Deuterononium 5:14).
Gods zegeningen worden altijd groter naarmate ze worden gedeeld. Ongetwijfeld wilde God in het sabbatsgebod zijn volk ook een stuk sociale bewogenheid bijbrengen: Denk niet alleen aan jezelf, maar ook aan anderen. Als je zelf die wekelijkse adempauze nodig hebt om echt mens te kunnen zijn, onthoud dan anderen die ervaring niet. Op sabbat houdt een dienstknecht op dienstknecht te zijn en hoeft een dienstmaagd zich geen dienstmaagd te voelen. Meester en knecht zijn op sabbat gelijk. Samen worden ze erbij bepaald dat ze Gods schepselen zijn en dat één en dezelfde Heer hun verlossing bewerkstelligde.
Op sabbat moeten de standsverschillen en al die tussenschotten tussen de vakjes waarin mensen zichzelf en vooral anderen indelen, verdwijnen. Een kerk met banken voor de notabelen en minder comfortabele zitplaatsen voor de armeren is geen kerk, maar een toneelzaal waarin mensen hun maatschappelijke rol blijven spelen en hun masker ophouden. Hoewel het positief kan zijn als een kerkgemeenschap aparte evenementen organiseert voor jeugdigen en bejaarden, wordt het tamelijk bedenkelijk als er afzonderlijke dingen worden georganiseerd voor ongeletterden en intellectuelen. In ieder geval mag tijdens de wekelijkse eredienst van een dergelijke scheiding der geesten geen sprake zijn. Zoiets druist lijnrecht in tegen de geest van de sabbat. De sabbat maakt eens per week even een eind aan alle verschillen in rang en stand en niveau. In het dagelijkse leven hebben academische en andere titels (soms) een bepaalde plaats, maar iemand tijdens de erdienst met doctor aanspreken is zondigen tegen de geest van de sabbat. Op sabbat zijn er geen afgestudeerden en mensen met alleen-maar-lagere-school, zijn er geen werkgevers en werknemers, en zijn er geen maatschappelijke geslaagden en "drop-outs". Op sabbat zijn er alleen maar "broeders en zusters". In het dagelijkse leven kunnen we er niet aan ontkomen bepaalde instellingen te hanteren en te respecteren (hoewel lang niet alle), maar op sabbat behoort alle verschil in rang en stand weg te vallen.
Welke geest de sabbat moet doortrekken wordt ook duidelijk uit een tweetal oudtestamentische instellingen die een soort verlengstuk van de sabbat waren: het sabbatsjaar en het jubeljaar. Het is niet bekend hoeveel er in de praktijk van het sabbatsjaar en het jubeljaar is terechtgekomen. Het sabbatsjaar moest ervoor zorgen, dat eens in de zeven jaar het land braak bleef liggen en tot rust kon komen. Men leefde dan van reserves die men had bewaard en wat er spontaan opkwam. Zoals de wekelijkse sabbat de mens leerde afstand te nemen van eigen inspanning en op God te vertrouwen, zo werd dat nog eens onderstreept door het sabbatsjaar. Rust geven aan Gods schepping is wel in heel schrille tegenstelling tot de systematische uitbuiting van de natuurlijke hulpbronnen waaraan de moderne mensen zich schuldig blijven maken.
Na zeven maal zeven jaar - dus in elk vijftigste jaar - kende Israël de mogelijkheid (tenminste, dat was Gods bedoeling) dat bezittingen die door tegenslag uit de familie waren geraakt weer in het bezit van de oorspronkelijke eigenaar of dienst erfgenamen konden komen. Als men dit werkelijk zou hebben gedaan, zou dat uitermate nivellerend hebben gewerkt. Waarschijnlijk is het jubeljaar niet of nauwelijks in praktijk gebracht. Maar het idee gaf uitdrukking aan elementen die in de sabbat liggen besloten. Stilstaan bij Gods scheppingswerk brengt het besef dat we als goede beheerders met zijn schepping moeten omgaan en dat we het ritme van de natuur niet mogen verstoren: Ook de natuur moest op zijn tijd rust hebben. En de erkenning dat alle mensen als het er op aankomt gelijk zijn, zal tot gevolg hebben dat men daadwerkelijke pogingen onderneemt om de structuren die de ongelijkheid in de hand werken en groter maken omver te halen. Ondanks het feit dat we de slavernij hebben afgeschaft en de meesten van ons, er geen runderen en zeker geen ezels opna houden, blijft het sociale aspect van de sabbat onverminderd onze aandacht vragen.
Heiligen: zich concentreren op wat God doet
"Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt." In het woord "heiligen" kan kennelijk onze gehele sabbatviering worden samengevat. Wat is heiligen eigenlijk? Heiligheid is een van de kernbegrippen van de Bijbel. God is "heilig". Daarmee wordt niet gezegd dat "heiligheid" een van Gods eigenschappen is naast een reeks andere. Gods totale wezen wordt samengevat in het begrip "heilig". Met dat woord wordt aangegeven dat God "de Andere" is, Degene die oneindig ver boven ons staat; dat er een onoverbrugbaar verschil tussen Hem en ons is. De eerste reactie van de mens op Gods heiligheid is dan ook vrees: "De Here der heerscharen, Hem zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn" (Jesaja 8:13). Maar dat is slechts één aspect van Gods heiligheid. Hij is oneindig ver van ons verwijderd, maar - hoe zal het menselijke verstand dat ooit vatten - Hij is tegelijkertijd met zijn heiligende tegenwoordigheid bij ons: "Want zo zegt de Hoge en de Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: In de nederige geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven" (Jesaja 57:15).
Hoewel alleen van God in absolute zin gezegd kan worden, dat Hij heilig is, worden ook bepaalde dingen en bepaalde personen die God op een bijzondere wijze bij zijn openbaring wil inschakelen "heilig" genoemd. Bepaalde plaatsen kunnen "heilig" zijn, d.w.z. dat ze van Godswege een bepaalde functie hebben gekregen die maakt dat ze niet langer voor gewoon "profaan" gebruik bestemd zijn, maar aan de dienst van God gewijd. Zo wordt de tempel "heilig" genoemd: De psalmist zegt ervan: "Heiligheid is uw huis tot sieraad" (Psalm 93:5). Die heiligheid strekt zich ook uit tot de voorwerpen die in de tempel worden gebruikt (Exodus 30:18; Numeri 5:17) en zelfs tot de kleding die door de dienstdoende priesters wordt gedragen (Exodus 28:2).
Ook van mensen kan worden gezegd, dat ze "heilig" zijn, dat ze een bijzondere roeping hebben die hen een bijzondere plaats geeft onder hun medemensen. God had een dergelijke bedoeling met Israël: "En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk" (Exodus 19:6). Ook nu is God er veel aan gelegen een "heilige natie" te hebben (1 Petrus 2:9). Gods kinderen worden opgeroepen om hun "status aparte" waar te maken: "Weest heilig, want Ik ben heilig" (1 Petrus 1:16). De leden van de christelijke gemeenten worden vaak aangesproken als "heiligen" (zie bijvoorbeeld Romeinen 1:7; 1 Korintiërs 1:2). Heiligheid is niet synoniem met zondeloosheid. Wie de brieven aan de Romeinen en aan de Korintiërs leest, komt al snel tot de ontdekking dat Paulus bepaald niet aan volmaakte mensen schreef. Als hij hen toch "heiligen" noemt, dan heeft dat te maken met het feit dat Paulus de goddelijke bedoeling met deze mensen onderkent. Zij hebben de keuze vóór Christus gemaakt. Daarmee zijn zij, hoe zwak hun geloof in menig opzicht nog is, in een bijzondere positie gekomen. Zij hebben een speciale opdracht die maakt, dat ze niet langer alleen maar mensen onder de mensen zijn, maar burgers zijn geworden van Gods rijk.
Deze korte uitweiding over het begrip heiligheid helpt ons hopelijk enigszins om beter te begrijpen wat er bedoeld wordt met de opdracht om de sabbat te heiligen. Het gaat er niet in de eerste plaats om, dat de sabbat een dag is die we in een staat van volkomen zondeloosheid doorbrengen. Als dat zo was, dan zou sabbat vieren een tamelijk frustrerende bezigheid worden. Want wanneer zouden wij dat peil bereiken? De sabbat heiligen wil zeggen: Er een andere dag van maken dan de overige. Maar het is meer dan dat. Onze verjaardag kan ook anders zijn dan de dagen ervoor en erna en oudejaarsavond is ook niet te vergelijken met 30 december of 1 januari. Dat de sabbat heilig is, komt niet omdat wij ons inspannen om die dag anders te maken, maar omdat God die dag anders heeft gemaakt. God heeft die dag een andere inhoud gegeven en Hij stelt ons in staat om dat andere van die dag met Hem te ervaren.
Op het eerste gezicht lijkt dit allemaal misschien een beetje een spel met woorden. Maar dat is het toch niet. Te vaak maakt de mens de vergissing te denken dat hij zich geweldig moet inspannen om van de sabbat een heilige dag te maken. Als wij nu maar heel nauwkeurig alles vermijden dat op de een of andere manier de sabbat zou kunnen ontwijden, dan maken wij de sabbat tot een "heilige" dag. Als we er nu maar voor zorgen dat we geen werk doen en als we er maar zorgvuldig voor waken ons niet op te houden met "werelds" vermaak; als we maar geen geld uitgeven en niet nodeloos op reis gaan, enz., enz., dan zal God wel tevreden zijn en ons ter gelegener tijd wel voor onze trouwe sabbatheiliging belonen.
Wie zo tegen de sabbat aankijkt, mist het wezen van de sabbat. Sabbatviering krijgt iets hopeloos krampachtigs. Want hoe kunnen we er zeker van zijn, dat we het echt helemaal goed doen? Zonder het zelf te merken komen we op deze manier terecht in een wettische manier van sabbat vieren, waarbij alles geplaatst wordt in een schema van "wat mag" en "wat niet mag". Sabbatviering wordt zo gemakkelijk een last in plaats van een "verlustiging" (Jesaja 58:13).
Sabbat vieren begint altijd bij God. HIj heeft de sabbat geheiligd. Sabbatviering is niet in de eerst plaats een gebaar van onze kant. Het is eerst en vooral een genadig gebaar van Gods kant; Hij geeft ons de sabbat. Hij heeft er op de een of andere - voor ons niet na te speuren - wijze een zegen in gelegd waarvan men de realiteit slechts proefondervindelijk kan vaststellen. En als wij ons nu met de juiste instelling - van dankbare gehoorzaamheid en van alles-van-God-verwachten - op de sabbat concentreren, dan kan ook van ons gezegd worden dat we de sabbat "heiligen".
Met opzet wordt hier het woord "concentreren" gebruikt. Want hoewel sabbat vieren Gods initiatief als basis heeft en het slechts ons aandeel is om zijn geschenk te aanvaarden, is er toch, paradoxaal genoeg, wel sprake van inspanning van onze kant. We moeten wel wat doen om de sabbat als "heilige" dag te kunnen ervaren. Men zou het kunnen vergelijken met het gebed. Bidden is geen mensenwerk. Het gebed is een geschenk van God dat het ons mogelijk maakt met Hem te communiceren. Niemand zal willen beweren dat het volume van onze stem bepaalt of onze bede tot in de hemel doordringt of niet. Het zijn niet onze stembanden maar het is Gods oor dat het gebed tot een realiteit maakt. En toch kan de mens het een en ander doen om zijn gebedsleven meer betekenis te geven. Hij kan besluiten elke dag enkele momenten de stilte op te zoeken en in zijn Bijbel te lezen alvorens te gaan bidden. Wie dat doet, ervaart dat zijn gebedsleven zich verdiept. Als men een katheraal binnenstapt, gaat men haast automatisch zachter praten. Men wordt gegrepen door een gevoel van menselijke kleinheid en wordt overweldigd door iets dat boven het gewone, alledaagse uitgaat. Uiterlijke omstandigheden hebben een enorme invloed. Wie de moeite neemt om bepaalde omstandigheden te creëren die rust en privacy garanderen, ontdekt dat bidden hem beter afgaat.
Zo kan men ook omstandigheden creëren die bevorderen dat de sabbat een heilige dag wordt en die - om het maar heel menselijk te zeggen - het God gemakkelijker maken om zijn geschenk aan ons kwijt te raken. Wie de sabbat op die manier benadert, zal vanzelfsprekend kieskeurig zijn in de plaatsen die hij op sabbat bezoekt, in de dingen die hij leest en in de programma's die hij beluistert en bekijkt. Niet omdat de dingen die hij zou willen bezoeken op zich zondig zijn, of omdat de dingen die hij zou willen beluisteren op zich verkeerd zijn. Dingen die zondig zijn, zijn dat niet alleen op sabbat, maar zijn dat ook op maandag en donderdag. Die kieskeurigheid heeft een andere achtergrond: het is een poging om het klimaat te scheppen waarin God die speciale sabbatzegen kan schenken. Daarbij is er geen sprake van op een weegschaaltje afwegen of een bepaalde activiteit er nu nog net wel of net niet meer doorkan. Met een dergelijke wijze van sabbatviering heeft Christus afgerekend.
Sabbat vieren is een kwestie van in de juiste relatie tot God staan. Los van een relatie met God is sabbat vieren waardeloos. In gebed in een hechte relatie met God wordt sabbat vieren een feest. Daarvoor straks nog meer.
Eerst willen we nog een andere gevolgtrekking maken. Geloven is een persoonlijke zaak. En toch doe je het, als het even kan niet in je eentje. Er is een gemeenschap van heiligen. Wie gelooft is lid van een lichaam. Hij behoort tot een groter geheel waarvan Christus aan het hoofd staat. Een geloofsrelatie wordt verdiept als men samen met anderen kan zingen en bidden, naar het Woord kan luisteren en met de Heer aan tafel kan gaan. Op gelijke wijze kan sabbat vieren niet los worden gezien van het samen zijn met anderen die ook "heilig" willen zijn en in Gods zegen willen delen. Wie de zegen van de sabbat heeft ervaren, zal die, als het maar enigszins kan, met anderen willen delen. Men zal "van sabbat tot sabbat" willen "opgaan" om samen met anderen "voor Gods aangezicht" te komen. Zo gezien is het naar-de-kerk-gaan geen plicht die jammer genoeg een flink stuk van je vrije dag opslokt. De kerkgang is niet een vervelende bijeenkomstigheid die je het liefst buiten het vrije weekend zou willen houden. Het naar-de-kerk-gaan is een belangrijk onderdeel van die concentratie om jezelf te plaatsen in het klimaat waarin God op een bijzondere wijze kan zegenen.
De praktijk
Er blijven natuurlijk een heleboel praktische vragen over. Op sabbat moet het dagelijkse werk achterwege blijven. Maar mag je dan wel anderen voor je laten werken? Mag je met de trein gaan en de machinist en de conducteur voor je laten werken? Mag je de storingsdienst bellen als je op sabbatmiddag zonder stroom komt te zitten of moet je rustig tot zondag wachten voordat je alarm slaat? Hoe zou een maatschappij eruit zien waarin iedereen de sabbat viert? Wie houdt dan de essentiële voorzieningen gaande? Wie doet het noodzakelijke werk? Of andere vragen: Wanneer is iets een ontspannende hobby en wanneer bereikt men het punt dat iets als werk moet worden geclassificeerd. Is het breien van een trui of het bakken van een cake werk? Of, om het met bijbelse woorden te zeggen: Wanneer is er sprake van "gewone bezigheden", "zaken" en "ijdele taak" in plaats van "verlustiging" in de sabbat (Jesaja 58:13).
Hopelijk is het voorafgaande duidelijk geworden dat het een heilloze (in de letterlijke betekenis van het woord) weg is om de sabbat met dit soort vragen te benaderen. Wie de problematiek van die kant aanpakt, loopt vast in wetten en regeltjes en zal, net als de Farizeeën en schriftgeleerden door Jezus' veroordeling worden getroffen. Nogmaals: de essentie van de sabbat ligt niet in een reeks geboden en verboden. De essentie van de sabbat is een relatie. Wanneer we een goede relatie hebben met onze medemens(en) lossen allerlei problemen zich vanzelf op. Zo is het ook als we een hechte relatie met God hebben. We vinden dan als vanzelf de weg in de dingen die we op ons pad tegenkomen. Sabbat vieren krijgt een positieve lading: We concentreren ons op de dingen waarin God ons kan zegenen en zijn niet voortdurend bezig met de vraag wat mag en wat niet mag en vooral niet met de vraag wat anderen mogen en niet mogen. De sabbat wordt zo mettertijd een "bevrijde" dag in plaats van een dag van insnoerende beperkingen.
Feest
Tenslotte nog dit: We hebben het steeds gehad over het vieren van de sabbat. Het gebruik van het woord "vieren" houdt in dat we de sabbat als een feest beschouwen. De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat God een groot voorstander van feestvieren is. Denk maar aan de vele feesten die Hij in de oudtestamentische tijden instelde. En is het niet tekenend dat Christus zijn eerste wonder tijdens een bruiloft verrichtte?
Een van de inzichten van onze tijd is de (her) ontdekking van de bijbelse visie op de mens. De Bijbel schildert de mens als een eenheid, waarbij het materiële zich niet van het geestelijk laat scheiden. De godsdienst en de Bijbel is niet een apart kamertje waarin een mens zich af en toe een uurtje of een dag kan terugtrekken, maar doortrekt alle aspecten van het leven. Het godsdienstige vloeit over in de gewone dingen van het leven en andersom hebben de alledaagse dingen een godsdienstige dimensie. Godsdienst staat niet tegenover gezelligheid, vriendschap, een goede maaltijd en ontspanning, maar is er nauw mee verweven en geeft er een bijzonder cachet aan. Daarom: Wie van de sabbat een fijne en gezellige dag maakt, doet niet te kort aan het geestelijke aspect van de sabbat, maar toont juist dat hij begrepen heeft wat het betekent om de dag des Heren echt te vieren!
Iemand heeft eens gezegd: "Voor de gelovige is het alle dagen feest!" Tot op zekere hoogte is dat waar. Maar we voelen ook de nuchtere waarheid aan van het Nederlandse gezegde: "Het kan niet alle dagen feest zijn." En inderdaad: Echt feest is het maar eens in de zeven dagen als we vaste gasten mogen zijn op Gods sabbatsfeest.
Download hier het boekje 'De dag die God schiep' van Reinder Bruinsma