Het Bijbelboek Openbaring presenteert de christelijke geschiedenis in wonderlijke beelden. In hoofdstuk 7 wordt gesproken over een proces van verzegeling (verzen 1-3). Vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde en krijgen de opdracht de winden tegen te houden, totdat Gods kinderen aan hun voorhoofden verzegeld zijn.
Het Griekse werkwoord is hier: sphragízō – verzegelen. De betekenis is die van het zetten van een wettige handtekening om de echtheid van het verzegelde te garanderen en om eigendom te markeren.
De tegenhanger hiervan vinden we in het Oude testament, in Ezechiël 9:4. Daar zien we het beeld van een man met een schrijfkoker, die de opdracht krijgt een teken te maken op de voorhoofden van de mensen die God dienen. Het Hebreeuwse woord dat daar voor teken is gebruikt, is het woord tav. We vinden het in slechts drie verzen in het Oude Testament, waar het telkens handtekening betekent (Ezechiël 9:4, 9 en Job 31:35).
In het boek Openbaring wil Jezus ons duidelijk maken dat we in de tijd van het einde leven en dat er een proces van reiniging en verzegeling zal plaatsvinden. Verzegelen komt uiteraard na beoordeling van de echtheid. Wij weten dat er een maatstaf, een standaard moet zijn waaraan het oordeel gemeten wordt. In de Bijbel is die maatstaf de onveranderlijke wet van God. We zullen be- en geoordeeld worden naar de criteria van de wet en als we de test doorstaan, zullen we verzegeld worden met het zegel van de Levende God.
Kennelijk wordt er een zegel aangebracht aan hen die een keuze voor liefde voor God maken en als gevolg daarvan Hem gehoorzamen. Heel veel christenen hebben moeite met het concept gehoorzaamheid aan de geboden, maar het is Jezus zelf die liefde voor God aan gehoorzaamheid koppelt (Johannes 14:21) en oordeel aan daden oftewel werken (Mattheüs 16:27).
Wat is dan dat zegel van God?
In Jesaja 8:16, 20 staat:
Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder mijn leerlingen […] Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.
Deze verzen vertellen ons kennelijk dat verzegeling te maken heeft met de wet en de getuigenis.
(1 Bedenk dat hiermee niet gezegd wordt dat enkel en alleen het bewaren van het sabbatsgebod de reden voor verzegeling is. Gods kinderen worden niet verzegeld, omdat ze zich houden aan de geboden en acht slaan op de profetieën. De verzegeling is het resultaat van een geheiligd leven, wat veel meer inhoudt dan het afvinken van geboden. Het is de Heilige Geest die Gods
kinderen verzegelt in de waarheid (Efeziërs 1:13; 4:30) door hen te overtuigen van wat waarheid is (Johannes 16:8, 13). De sabbatdag van het vierde gebod is het teken van de Schepper, omdat het Zijn autoriteit uitdrukt. Wat Openbaring 13 en 14 voorstellen, is dat de laatste strijd zal gaan over erkenning van autoriteit en gezag. De zaterdagsabbat van God of de zondagssabbat van de kerk zullen daar de uiterlijke tekenen van zijn.)
Maar welke wet en welke getuigenis worden hier bedoeld?
Elke wet van toen en elke wet van nu bevat een paragaaf waarin geschreven staat wie de wetgever is, en waarin zijn handtekening staat. We moeten immers weten wie een claim van eigenaarschap op de wet legt en wie het is die van ons gehoorzaamheid eist. Dit is een universeel principe van recht en rechtvaardigheid.
Lezend door de Bijbel komen we maar één wet tegen die ons een hint geeft over wie de wetgever is: de wet der Tien Geboden. Iemand kan zonder aanvullende informatie alleen weten wie de wetgever is door het vierde gebod. Alleen uit dat gebod kunnen we afleiden dat de wetgever de Here God is, die ook Schepper is en wiens koninkrijk universeel is, omdat Hij hemel en aarde, de zee en al wat erin is, heeft gemaakt.
De Bijbel identificeert de Schepper nader voor ons in Johannes 1:10 en Kolossenzen 1:13-17: het is Jezus. En in Openbaring 14:7 laat Jezus ons ondubbelzinnig weten dat Hem alleen aanbidding toekomt, omdat Híj de Schepper is: ‘[…] en aanbid Hem die hemel en aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’
Hieruit kunnen we afleiden dat, wanneer Openbaring 7 spreekt over verzegeling, dit zo moet worden begrepen, dat de kinderen van de Schepper-God zullen worden verzegeld met de wet. Zij maken zelf de keuze om verzegeld te worden, door hun erkenning van Hem die de Wetgever is, aangezien Hij Schepper is, zoals het vierde gebod aangeeft.
Getuigenis is onderdeel van een uitdrukking die Jezus vaak gebruikte: de wet en de profeten (Mattheüs 5:17; 7:12; 11:13; 22:40); in Romeinen 3:21: de wet en de profeten getuigen over de gerechtigheid van Christus, en uiteindelijk verklaart Jezus zich nader in Openbaring 19:10: ‘Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.’
God zal de mensen die Hij verzegelt apart zetten van de rest van de mensen vanwege hun liefde voor Hem en hun bewijs van gehoorzaamheid aan Zijn wet. (Als u Gods liefde in uw hart hebt, zult u ervan houden Zijn wil te doen -Spreuken 23:26).
Aldus kunnen we concluderen dat het zegel van de Levende God de sabbat van de zevende dag is, en dat het de sabbat is, die bepalend is om te beoordelen wie Zijn dienaren, en daarmee Zijn kinderen, zijn.
Ezechiël 20, vers 12 en 20 zeggen het kort en bondig:
Ook gaf Ik hun Mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik, de Here, hen heilig.’ ‘Heiligt Mijn sabbatten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat gij weet, dat Ik, de Here, uw God ben.
Het woord dat in deze tekstgedeelten met teken is vertaald, oht, betekent in het Hebreeuws getuigenis, banier, standaard. Allemaal waardige omschrijvingen voor de sabbat van de Heer! De sabbat is a.h.w. de vlag die God wappert.
Oht heeft dezelfde werkwoordstam – avah – als het zelfstandig naamwoord tav in Ezechiël 9:4. Het werkwoord betekent een grenslijn trekken, merken, beschrijven met een merkteken.
Aldus is de sabbatdag de grenslijn die getrokken wordt tussen wie God dienen en wie God niet dienen.
In Openbaring vertelt Jezus ons ook over een ander proces dat gaande is, dat bijna hetzelfde is als het proces van verzegeling. In hoofdstuk 13, vers 16 en 17 wordt ons verteld over een bijzondere markering, die aanbidders van ‘het beest’ ontvangen. Het Griekse woord dat daar gebruikt wordt, is xáragma, dat zoiets betekent als stempel, impressie van een zegel, brandmerk, of (letterlijk) merkteken. Het is een synoniem van zegel om hetzelfde doel aan te duiden: het zetten van een eigendomsteken.
Het verschil met het zegel in Openbaring 7 is dat dáár het zegel wordt aangebracht op het voorhoofd, maar de markering van Openbaring 13 wordt aangebracht op het voorhoofd óf op de rechterhand.
Wij kunnen hieruit afleiden dat het zegel van de Levende God wordt ontvangen als resultaat van een keuze, namelijk om trouw te zijn aan God. Daarom wordt het aangebracht op het voorhoofd. Het is een persoonlijk en bewust besluit dat we met ons verstand maken (dus niet op basis van ons gevoel). Het merkteken van het beest wordt bepaald door keuze of daden, bewust of onbewust. Het wordt daarom aangebracht op het voorhoofd (keuze) of op de rechterhand (daden). Er wordt aldus een scheiding aangebracht tussen twee groepen aanbidders.
Wanneer u Openbaring 13 doorleest, zult u ontdekken dat, wie het zegel van de Levende God niet heeft, automatisch het (merk)teken van het beest ontvangt, omdat Satan, de draak, zijn teken van eigendom aanbrengt op iedereen die God geen toestemming heeft gegeven om hem te beschermen met Zíjn handtekening van eigendom, Zijn familienaam, waardoor wij als Zijn kinderen worden beschouwd. Satan laat je echter geen keus; het maakt niet uit of je bewust voor hem kiest, zolang je maar doet wat hij wil, omdat Satan niet uit is op onze liefde. Hij wil blinde gehoorzaamheid en verstandeloze aanbidding. God echter, wil een verstandelijke en vrijwillige eredienst.
U zult ook ontdekken dat het hier gaat over twee wereldmachten, die ‘beesten’ worden genoemd. Het eerste beest vaardigt godsdienstige wetten uit en eist erkenning en aanbidding (een kerkelijke wereldmacht); het tweede beest draagt de wereld op het eerste beest te erkennen en te aanbidden (een politieke wereldmacht). Wij lezen hierin dat daarmee een kopie (beeld) wordt gemaakt van de situatie van de middeleeuwen, toen kerk en staat zich verenigd hadden om de mensen, die God wilden dienen volgens hun eigen geweten, te verdrukken.
We weten dat de aldus voorgestelde religie (gesymboliseerd door het eerste beest) slechts vals kan zijn, omdat erbij staat dat de macht om dit te doen door de draak wordt gegeven. Openbaring 12:9 identificeert de draak voor ons als Satan, de slang, de duivel (letterlijk betekent satan tegenstander). De aanhangers van deze godsdienst aanbidden dus Satan via de erkenning van het beest.
Openbaring 13 geeft ons ten minste acht opmerkelijke kenmerken ter identificatie van deze valse, religieuze macht, en plaatst zijn handelingen ontegenzeggelijk in de menselijke geschiedenis.
Hierdoor kunnen we deze macht feilloos identificeren, wat ijverige bijbelonderzoekers al sinds de middeleeuwen hebben gedaan.
Het scenario dat Openbaring schetst, is dat deze macht (1e beest) wederom politiek en moreel gezag zal uitoefenen over de hele wereld, en dat iedereen wiens naam niet geschreven staat in Gods boek der levenden hem uiteindelijk die erkenning zal geven. Zij zal daarbij hulp van de tweede wereldleider (2e beest) ontvangen, die autoriteit heeft de wereld te gebieden het gezag van het eerste beest te erkennen (aanbidden), op straffe van economische maatregelen.
Zij die aldus gedwongen of op grond van hun eigen keuze deze valse, godsdienstige macht erkennen, zullen zijn merkteken, zijn zegel, op hun voorhoofd (door keuze) of rechterhand (door daad) ontvangen en aanvaarden; wie dat teken weigert, zal daarmee de doodstraf accepteren.
De overweldiger der mensen (Satan) heeft aldus een aardse macht zover gekregen het vierde gebod te veranderen, zijn merkteken van gezag en autoriteit erop te leggen en het aan de mensen als iets heiligs terug te geven (zie uitspraak 6 op pag. 141). Deze autoriteit ontvangt zijn macht van hem, die zichzelf valselijk rechten toekende in de hemel, die probeerde Gods macht te grijpen (Ezechiël 28 en Jesaja 14 en Openbaring 12). Het is altijd al zijn streven geweest om aanbeden te worden (Mattheüs 4:9 en Openbaring 13:4) en jammer genoeg verleidt hij velen ertoe hem inderdaad te aanbidden.
De overeenkomst tussen het zegel van God en het merkteken van het beest is dus, dat beide een teken zijn van aanbidding, en aanbidding heeft te maken met godsdienst, d.w.z. het dienen van een god, of het nu de ware of de valse is. Het verschil is dat het ene zegel door God wordt gegeven en het andere door een macht die goddelijke autoriteit claimt, maar door de duivel wordt beheerst. Vervolgens wordt in Openbaring 14 aan Gods kinderen verteld welke keus zij moeten maken: weiger het valse merkteken en aanbid de Schepper, want God zal eenieder oordelen die dat valse merkteken aanvaardt.
Het is heel belangrijk om te erkennen dat de sabbat van de zevende dag de inzet zal zijn van dit laatste gevecht om het geweten van de mens: het is een teken van autoriteit, een teken van het recht om godsdienstige wetten aan de mensen voor te schrijven. Op dezelfde wijze is de valse dag van aanbidding een teken van autoriteit van de anti-god. Gezaghebbende uitspraken hierover kunnen we lezen in hoofdstuk 22. God en de anti-god kunnen echter niet allebei gelijk hebben. Eén is waarachtig en één is vals. God wil dat wij dat onderscheid goed begrijpen, zodat we de juiste keus kunnen maken.
Openbaring 14, vers 6 en 7, leert ons dat aan het einde van de geschiedenis van deze aarde het evangelie verkondigd zal worden aan alle volk en stam en taal en natie en dat er een oproep zal uitgaan om de Schepper van hemel en aarde, de zee en de waterbronnen, zoals dat in het vierde gebod tot uiting komt, te aanbidden. Dit zal een test van trouw zijn, aangezien de tegenovergestelde boodschap van de anti-god in Openbaring 13:7 eveneens over de hele wereld uit zal gaan naar elke stam, natie, tong en volk, met de oproep om hém te aanbidden die zijn éigen teken van aanbidding heeft.
Het vierde gebod bevat de onderscheidende handtekening (zegel) van de God die wij aanbidden en die ons heiligt. Wij weten dat we niet negen geboden kunnen bewaren en er één ontkennen, want wie er één breekt, breekt ze allemaal (Jacobus 2:10). Wij weten dat we Gods wet en getuigenis niet kunnen bewaren op eigen kracht. Wij weten dat behoud komt door genade, maar wij weten ook dat genade gratie betekent voor zondaren, d.w.z. mensen die Gods wet breken.
Daarom doen we als christenen de plechtige belofte niet in zonde te willen blijven leven. De Geest van God geeft ons overtuiging, kracht en inzicht om bij ons besluit te blijven. Dus wat wilt u nu? Wilt u Zijn zegel op uw voorhoofd ontvangen? Het zegel van de Levende God, opdat Gods engelen u bewaren in het heetst van de strijd, de tijd der benauwdheid en verdrukking? Of wilt u dat andere merkteken op uw voorhoofd of op uw rechterhand ontvangen, door al dan niet bewust God niet te eren en Zijn geboden niet te houden?
Er zijn maar twee opties en u alleen kunt die keus maken. God dwingt immers niemand om van Hem te houden. Dat is Satans tactiek.