Wat maakt het uit welke dag je aanbidt?
Het merkteken van het ‘beest’ versus zegel van God
Tijdens het concilie van Trente (1545- 1563)werd onderstreept, dat door de vervanging van de sabbat op de zevende dag van de week door de zondag duidelijk wordt aangetoond, dat de kerkelijke traditie boven het gezag van de Schrift staat. En in tal van officiële kerkelijke publicaties is het steeds weer herhaald: de katholieke kerk heeft de zondagsviering ingesteld ter vervanging van de sabbatviering.
Het vierde gebod is dan ook, zoals we al zagen, een bijzonder gebod. Het verwijst naar het absolute gezag dat God als de Schepper en Herschepper over het mensdom uitoefent. Daarom is het veranderen van dit vierde gebod in feite niets minder dan een hooghartige ontkenning van Gods soevereiniteit. Het is een niet mis te verstaan signaal van opstand tegen het oppergezag van God.
“Wat maakt het nu verder uit, of je nu de ene dag viert of de andere? Als je maar eens in de zeven dagen een dag aan God wijdt. God kan toch niet zo kleinzielig zijn, dat Hij het de mensen kwalijk zou nemen als ze zijn rustdag 24 uur opschuiven?” Dit soort argumenten wordt vaak als excuus aangevoerd als men de viering van de zondag wil verdedigen.
De profetie van Daniël 7 geeft een onomwonden antwoord op dit soort povere excuses: Gods gezag staat op het spel. Hij wil niet, dat men aan zijn heilige, onveranderlijke, volmaakte wet knoeit. Hij waarschuwde via de profetie van Daniël ervoor dat dit toch zou gaan gebeuren en liet weten dat het slecht zou aflopen met de macht die vermetel genoeg zou zijn om dit te doen: “Men zal hem de heerschappij ontnemen en hem vernietigen tot het einde” (vers 27).
Veel zou er nog over dat “beest” en zijn trawanten te zeggen zijn, maar in dit kader interesseert ons vooral Openbaring 13:16: “En het maakte, dat aan allen, de kleinen en de groten, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest of het getal van zijn naam heeft.” Wat zou dit “merkteken” kunnen zijn, dat aan alle aanhangers van het “beest” wordt gegeven?
Volgens het boek Openbaring kan de mensheid in twee groepen worden verdeeld en wordt de scheiding der geesten steeds duidelijker naarmate de tijd voortschrijdt. Aan de ene kant staan de aanhangers van het “beest”. Daartegenover, diegenen die “hebben overwonnen door het bloed van het lam” (12:11). Verschillende symbolen worden gebruikt om de tweedeling van alle aardbewoners aan te geven. Zo worden alle God-vijandige machten ook beschreven als de “draak” (Openbaring 12:13-17); als een “hoer” met haar eveneens overspelige dochters (Openbaring 17) en als het grote “Babylon” (Openbaring 17,18). Stuk voor stuk voegen deze beschrijvingen informatie toe aan wat we al in grote lijnen ontdekten in de omschrijving van het “beest” over de eeuwenlange rebellie tegen God. De groep mensen die God daarentegen door dik en dun trouw blijft, wordt omschreven als een reine “vrouw” (het tegenbeeld van een “hoer” (Openbaring 12:15); als de “heiligen” die volharden in hun trouw jegens God en als de “overigen van haar zaad” (d.w.z. van de “vrouw” – Openbaring 12:17).
Wat blijkt het kenmerkende verschil te zijn tussen deze twee klassen, waarvan de contouren, naarmate de “jongste dag” nadert, steeds duidelijker zichtbaar zullen worden? Waaraan zal men uiteindelijk kunnen zien wie aan welke kant staat? Gaat het om een verschil in visie ten aanzien van één van de klassieke dogma’s van de christenheid? Of is het twistpunt een verschil in opvatting over de juiste organisatievorm van de kerk?
Nee, het is overduidelijk iets dat in de praktijk van het leven van alledag zichtbaar is. De aanhangers van het “beest” hebben een “merkteken” op hun voorhoofd (een symbool van het menselijke verstand) en op hun hand (een zinnebeeld voor de menselijke daden). Hun einde is de eeuwige ondergang: “Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn” (Openbaring 14:10)
Aan de conclusie valt niet te ontkomen: Gods wet zal de sleutelrol spelen in het dramatische slotconflict tussen hen die Hem trouw zijn en degenen die tegen Hem in opstand zijn gekomen. Aan de ene kant het eigenmachtig ingrijpen in Gods geboden; daartegenover het – dwars tegen de stroom van de massa in – volharden in het houden van al Gods geboden.
Is er één gebod dat hierbij vooral op de voorgrond zal treden? Kunnen we het onderscheidingsteken van de massa – met “merkteken van het beest” en het teken waaraan de Godsgetrouwen te herkennen zijn – het “zegel” Gods (7:2; 9:4) – nog nauwkeurige preciseren? Is er ergens in de Bijbel sprake van een gebod dat op bijzondere wijze als teken fungeert?
We kennen het antwoord al op die vraag. God zei destijds via Mozes: “De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden . . . tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos (Exodus 31:16^). “Mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dit is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heiligt” (Exodus 31:13).
En de boodschap van Ezechiël was net zo glashelder: “Ook gaf Ik hun mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik de Here hen heilig” (Ezechiël 20:12). En: “Heiligt mijn sabbatten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u” (Ezechiël 20:20).
Toen Johannes de visioenen die hij op Patmos aan zijn geestesoog voorbij zag trekken onder woorden poogde te brengen, liet hij zich vooral inspireren door het taalgebruik van de oudtestamentische profeten. Vooral de beelden van de profeet Ezechiël spraken hem erg aan. Het is dan ook buiten twijfel dat Johannes met het speciale onderscheidingsteken van Gods volk, net als Ezechiël, het sabbatsgebod op het oog had. En wat is dan voor de hand liggender dan dat de tegenpool van dit goddelijke zegel – het “merkteken van het beest” – de viering van de zondag moet zijn: het voor iedereen zichtbare teken van onderwerping aan die eeuwenoude, rebellerende macht die erop uit was “tijden en wet te veranderen” (Daniël 7:25)!
De tijd komt, dat iedereen stelling zal moeten nemen: Vòòr of tegen God. Wie de goede keus maakt zal heel consequent willen (en moeten) zijn en zal Gods gezag in alle opzichten willen erkennen. Dat zal zichtbaar zijn in de trouw aan het vierde gebod, d.w.z. in het doorstaan van de laatste test van loyaliteit jegens Gods gezag.
Bron: ‘De dag die God schiep’ door Reinder Bruinsma