Jesaja 66: 23 (NBG)
“En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de HERE.”
Genesis 2: 1 – 3
“Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun menigte. God voltooide op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had. Hij rustte op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken.”
Exodus 20: 8 – 11
“Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. Zes dagen moet u arbeiden en al uw werk doen, maar de ze-vende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan mag u geen enkel werk doen, u niet, uw zoon en uw dochter niet, uw slaaf en slavin niet, uw vee niet, en niet de vreemdeling, die binnen uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.”
Jesaja 56: 1 – 7 (NBG)
“Zo zegt de Here: Onderhoudt het recht en doet gerechtigheid, want mijn heil staat gereed om te komen en mijn gerechtigheid om zich te openbaren. Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt, en acht geeft op zijn hand, zodat zij niets kwaads doet. Laat dan de vreemdeling die zich bij de Here aansloot, niet zeggen: De Here zal mij zeker afzonderen van zijn volk; en laat de ontmande niet zeggen: Zie, ik ben een dorre boom. Want zo zegt de Here van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond: Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochters; Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden. En de vreemdelingen die zich bij de Here aansloten om Hem te dienen, en om de naam des Heren lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen die de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken.”
Mattheüs 5: 17 – 20
“Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles zal gebeurd zijn. Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.”
Johannes 14: 15
“Als u Mij liefhebt, bewaar dan Mijn geboden.”
Handelingen 4: 19 – 20
“Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tegen hen: Oordeel zelf of het juist is in Gods ogen, meer naar u te luisteren dan naar God. Want wij kunnen niet nalaten te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben.”
Handelingen 5: 29
“Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen”
Openbaring 14: 6 – 7
“En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het eeuwige Evangelie om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen en aan elke natie en stam en taal en volk. En hij zei met een luide stem: Vrees God en geef Hem eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen. En aanbid Hem Die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.”
Openbaring 22: 11 – 14
“Wie onrecht doet, moet nog maar meer onrecht doen. En wie vuil is, moet nog maar vuiler worden. En wie rechtvaardig is, moet nog meer gerechtigheid doen. En wie heilig is, moet toenemen in heiligheid. En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, opdat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.”