Zijn de 10 geboden afgeschaft?

God heeft in een tiental regels duidelijk gemaakt wat de normen zijn voor ons gedrag. Er is geen enkele reden te bedenken waarom die regels nu niet meer zouden gelden. Eén van die regels is het houden van de rustdag op de zevende dag van de week, d.i. de huidige zaterdag. Christus heeft die regel niet veranderd. De apostelen die bij Jezus in de leer waren geweest, hebben dat ook niet gedaan. De verandering is een latere ontwikkeling die Gods goedkeuring niet heeft. God wil dat zijn volgelingen consequent zijn. Dat mag Hij ook wel verwachten. Hij heeft immers alles gegeven wat Hij had om ons uit de zonde op te beuren. Zouden wij dan terugschrikken voor de gehoorzaamheid die Hij van ons vraagt? Zou onze liefde voor God niet zo ver kunnen gaan dat we zonder tegenspartelen doen wat Hij vraagt?

Wanneer Johannes in de Openbaring de gelovigen van de ‘eindtijd’ identificeert, noemt hij als één van de kenmerken het houden van de geboden. Het is zo eenvoudig, dat het verbijsterend is dat zo vele mensen eraan voorbij gaan.

In veel christelijke gemeenschappen wordt steeds weer herhaald dat ‘de wet’ is afgeschaft, omdat we nu ‘onder de genade’ leven. Daarmee wordt dan ongeveer bedoeld, dat de mensen in de tijd vóór Christus precies moesten doen wat God door middel van allerlei wetten en regels had voorgeschreven, widen ze voor Hem acceptabel zijn. Ze moesten gehoorzamen en dan kwam het allemaal wel in orde. Maar de mensen die leven sinds Jezus’ komst op aarde, staan er anders voor. Ze moeten geloven in Jezus en vertrouwen dat Hij alles voor hen in orde brengt. Zij worden niet ‘gered’ vanwege gehoorzaamheid aan wetten en regels, maar vanwege hun vertrouwen op Jezus.

Door het zo beknopt weer te geven, treedt wel enige vertekening op, maar in grote lijnen treft men deze denklijn vaak aan. Het wordt dus zo voorgesteld dat er eigenlijk twee systemen zijn die God in zijn relatie tot de mensen hanteert. Een systeem met de nadruk op gehoorzaamheid dat in oudtestamentische tijden vooral voor de joden gold en een systeem dat uitgaat van geloofsvertrouwen, en functioneert sinds Christus op aarde was. Hoe algemeen deze gedachte ook is, zij kan niet resoluut genoeg worden afgewezen. Alleen door deze gedachte in de Bijbel in te lezen, kan men tot zo’n conclusie komen, maar zeker niet door een onbevooroordeeld lezen van de Bijbel. Het thema van gehoorzaamheid komt inderdaad steeds weer in het Oude Testament voor, maar niet minder wordt de nadruk gelegd op geloof. (Waren trouwens niet alle offers die gebracht werden gelegenheden om geloof te tonen in de komst van het grote Offer – Jezus?) In het Nieuwe Testament wordt opgeroepen tot onvoorwaardelijk geloof, maar niet minder tot gehoorzaamheid aan de door God voorgeschreven gedragslijn. De tegenstelling: gehoorzaamheid tegenover geloof, is een valse tegenstelling die geen grond heeft in de Bijbel.

Natuurlijk betekent dat niet dat alle wetten en regels die voor het volk Israël golden zonder meer in onze situatie kunnen worden overgeplaatst. Om te beginnen waren er regels die te maken hadden met offerdieren en priesters. Niemand zal die regels nog zo maar willen toepassen en opnieuw een tempeldienst willen gaan organiseren. Er er waren ook allerlei regels die te maken hadden met de specifieke maatschappelijke omstandigheden van enkele duizenden jaren geleden, waarin slavernij voorkwam en waarin bijv. het huwelijks- en adoptierecht hemelsbreed verschilde van het onze. Niet dat we er niet verstandig aan zouden doen om deze regels nauwkeurig te bestuderen! Ze laten ons zien hoe humaan de joodse regels waren in vergelijking tot die van volkeren rondom Israël en brengen ons op allerlei ideeën die ook nu nog de moeite van het in praktijk brengen waard zijn. En dat geldt ook voor aanwijzigen op het terrein van hygiëne en gezondheid. Dingen die enkele duizenden jaren geleden door God voor ongezond zijn verklaard, zijn waarschijnlijk nog ongezonder geworden in de loop der eeuwen. Wie zou daarom zo onverstandig willen zijn om daar zonder meer aan voorbij te gaan? Maar naast die honderden regels die het totale leven bestreken was er een ‘grondwet’, waarvan de principes nu nog even actueel zijn als destijds. En het is vooral deze grondwet – de tien geboden – die als een onveranderlijke uitdrukking van Gods wil ook nu nog repect en gehoorzaamheid eist.

De tien geboden afgeschaft?

De vorige generatie christenen heeft met het dogma afgedaan, de huidige met de christelijke moraal. Die uitspraak bevat veel waarheid. Er zijn zelfs theologen die beweren dat er geen absolute zedelijke norm is. Zij zeggen: Je kunt niet vaststellen dat iets onder alle omstandigheden goed en iets anders onder alle omstandigheden fout is. Dat hangt helemaal van de omstandigheden af. De situatie bepaalt of iets goed of verkeerd is!

Toch zijn er heel wat mensen die nog steeds durven beweren dat er wel een aantal absolute onveranderlijke uitgangspunten voor een christelijke moraal is: de tien geboden. En terecht! Wie dat zegt bevindt zich in het best denkbare gezelschap, namelijk dat van Christus. Jezus heeft Zich op dit punt overduidelijk uitgelaten. ‘Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen, Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of tittel (wij zouden zeggen: één punt of komma) vergaan van de wet,eer alles zal zijn geschied’. (Matteüs 5:17,18)

Uit het verband blijkt over welke wet Jezus het heeft (Matteüs 5:21-32) Hij licht zijn standpunt namelijk toe door enkele voorbeelden aan te halen. Hij gaat daarbij in op het plegen van echtbreuk en het plegen van een moord. Dat zijn twee voorbeelden die alles te maken hebben met de tien geboden. Het opmerkelijke is dat Jezus de diepere betekenis laat zien van deze geboden. Volgens Hem gaat het niet alleen, ja zelfs niet in de eerste plaats, om de uiterlijke daad, maar om de diepere motieven van een mens. Niet alleen iemand die openlijk ontrouw is tegenover zijn vrouw en avond aan avond met andere vrouwen op stap gaat is een echtbreker, maar ook diegene ‘die een vrouw aanziet om haar te begeren’, dus die wel graag ontrouw zou willen zijn, maar die het niet durft. En als iemand een vreselijke hekel heeft aan een collega en heimelijk hoopt dat die ander nog eens wat zal overkomen, dan is zo iemand net zo goed een moordenaar als degene die in een opwelling van drift of in koele bloede iemand om het leven brengt. De goddelijke geboden die in oude tijden werden bekendgemaakt zijn door Jezus niet afgeschaft. Hij heeft ze vervuld, d.w.z. Hij heeft het volmaakte voorbeeld gegeven, hoe ze moeten worden uitgeleefd.

Er zijn wel moeilijke teksten over ‘de wet’, vooral in de brieven van Paulus. Soms wekken ze wel eens de indruk dat Paulus van mening was dat Gods wet teniet was gedaan. Maar hij haast zich om ervoor te zorgen dat men niet tot die verkeerde slotsom komt. Hij vraagt in zijn brief aan de Romeinen: ‘Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet’. (Romeinen 3:31)

Geloof en werken

Het komt aan op ons geloof. ‘De rechtvaardige zal uit geloof leven’. (Romeinen 1:17) Maar dat geloof sluit niet uit dat men zich afvraagt hoe God wil dat wij ons leven inrichten. Het geloof zal juist die vraag stellen. ‘Wat baat het, mijn broeder, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft?’ (Jakobus 2:14) Deze logische vraag stelt de apostel Jakobus. ‘Gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood’. ( Jakobus 2:26)

Over wat voor ‘werken’ spreekt Jakobus? Hij doelt vooral op het naleven van de tien geboden. Hij heeft daar trouwens een prachtige naam voor: ‘de koninklijke wet der vrijheid’. ( Jakobus 2:8, 12) Dat hij de tien geboden bedoelt staat vast. Ook hij haalt doodslag en echtbreuk aan als voorbeelden. En hij onderstreept daarbij het belang van consequent zijn in het uitleven van deze goddelijke grondwet: ‘Wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden’. (Jakobus 2:10)

Kan iemand met de Bijbel in de hand volhouden dat de wet van God er niet meer toe doet? Het lijkt mij moeilijk, of sterker nog: onmogelijk, als we bijvoorbeeld naar Johannes luisteren. ‘En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet . . . Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zo te wandelen als Hij gewandeld heeft’. (1 Johannes 2:6.)

Er lijkt nog een uitvlucht te zijn. Toen Jezus eens gevraagd werd naar de betekenis van de tien geboden, vatte Hij die als volgt samen: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’.(Matteüs 22:37, 38) Is dat niet de nieuwe wet die Jezus in plaats van de oude geboden heeft gesteld? Het antwoord is: dit is helemaal geen nieuwe wet. Het is alleen maar een samenvatting die vrijwel woordelijk overeenkomt met wat ook al in het boek Deuteronomium, één van de zgn. boeken van Mozes, staat. (Deuteronomium 6:5) Zodra iemand zich gaat afvragen hoe deze liefde tot God en tot de medemens concreet moet worden ingevuld, komt hij vanzelf weer bij de tien geboden terecht.

 

Bron: Hoofdstuk uit het boek ‘Het maakt wel uit wat je gelooft’ , het boek is hier te downloaden